Het schaakspel met de stereotiepe witte en zwarte stukken is volgens kenners al enkele duizenden jaren oud en zodoende wellicht het oudste spel ooit. Maar dan rekenen we het nog oudere liefdesspel voor het gemak niet mee. Het prachtige denkspel komt oorspronkelijk uit het verre oosten en vooral het vroegere wereldrijk Perzië wordt daarbij als bakermat van het duel van zwart tegen wit genoemd. Het oude woord voor koning is shãh en aangezien de koning het stuk is waar het spel om draait zou men zo op de naam schaken zijn gekomen. Een mooie, plausibel klinkende verklaring lijkt me.  Het vereist een flinke mate van tactisch inzicht om het spel goed te kunnen spelen en daarbij is de openingszet (van wit) van groot belang. Er zijn 3 essentiële regels of beter gezegd principes die gelden voor een goede opening:

  1. Plaats een pion in het centrum. Daar worden de belangrijke tactische zetten nl. gemaakt in het verloop van het spel.
  2. Ontwikkel je stukken van vooral de achterste lijn, zodat zij snel actief aan de strijd kunnen meedoen.
  3. Breng de koning z.s.m. in veilige positie; hij is tenslotte de sleutelfiguur.

Ook staat in het grote handboek voor schakers dat het vaak gebruiken van hetzelfde stuk niet een slimme zet is. Het zou de andere stukken tot randfiguren bombarderen. Ook is het niet handig te snel je sterkste wapen – de dame –  in de strijd te werpen. Het zou haar al snel erg kwetsbaar kunnen maken. Tot slot is het goed om de randpionnen zoveel mogelijk met rust te laten. Schakers onder ons – Kees Jongeling, Pim van Baaren, Ron Stalvord om er een paar te noemen – weten dat er een aantal wereldberoemde openingszetten te boek staan. De meeste bekende zijn de Siciliaanse, de Franse, de Spaanse, de Engelse en de zgn. Konings-Indische. Het zou hier te ver gaan om de details te gaan bespreken. Uw schrijver is uiterst bedreven in het schaakspel, maar niet op het bord. Ons land heeft enkele uitstekende spelers voortgebracht. De namen Timman, Kasparov, Fischer  en vooral Max Euwe zijn voor de oudjes onder ons zeer bekende grootmeesters uit de schaakgeschiedenis. Vaak wordt gedacht dat een goed stel hersenen voldoende is om een goed schaakspeler te kunnen worden. Een goede fysieke conditie is echter ook van groot belang om tot topprestaties te komen. De eerder genoemde Euwe – o.a. wereldkampioen in 1935 – was ook nog eens een fervent bokser en merkte later nog eens op dat zijn goede lichamelijke gesteldheid uiteindelijk de doorslag gaf.

De voetbalsport kan ook niet los worden gezien van tactiek. Een flinke tijd geleden hebben we het op deze plaats eens uitgebreid gehad over opstellingen. Van het jaren ’50 concept 3-2-5, via 4-2-4 naar het hedendaagse 4-3-3 en inmiddels nog vaker gebruikte 4-4-2. Recent heeft van Gaal op het WK Brazilië met succes – want hij had een matig elftal tot zijn beschikking – een nog verdedigende optie van 5 verdedigers gebruikt. Trainers als Mourinho en Guardiola zijn ook belangrijke exponenten van het moderne, tactische trainersgilde. Grote tegenstanders van deze tactiekgekte zijn Wim van Hanegem en Jan Mulder. Zij vinden dat de tactiek ondergeschikt behoort te zijn aan techniek en dat de kwaliteit van de spelers de weg is naar succes en niet het oeverloze gezever over opstellingen en looplijnen. Volgens de twee iconen uit het vaderlandse voetbal doen veel trainers net alsof voetbal een schaakspel is en gebruiken de spelers in hun plannen alsof zij pionnen, lopers en paarden zijn. Van Gaal zijn 3e plek op het recente WK zou volgens velen echter toch hét gevolg zijn geweest van zijn meesterlijke zetten met de pionnen in het veld. Een nuchtere analyse en terugkijkend op de wedstrijden in Zuid-Amerika wijzen echter uit dat de grote vorm van Robben – lees techniek en klasse – én een grote mate van geluk het succes van dat team hebben bepaald en niet de tactiek van meester van Gaal. Eerlijkheidshalve moet worden toegevoegd, dat Louis wel discipline, teamgeest en zelfvertrouwen in het team heeft gebracht.

Ook op lager niveau zijn de plekken en manier van spelen van de pionnen, lopers enz. enz. vaak een onderwerp van gesprek. De vele tientallen laatste plekken op de ranglijst – al sinds Wil de Man de scepter zwaaide bij de veteranen een geliefde positie – wijzen echter uit dat alles te maken had en heeft met kwaliteit en niet met tactiek. Sinds Jaap en zijn maat de dienst uit maken bij de veteranen is het helaas niet anders gebleken. De komst van betere spelers heeft gelukkig het niveau opgekrikt, maar de hoge leeftijd van sommigen gaat toch wel zijn tol eisen. Het afgelopen seizoen is de komst van targetman Martin de Waal echter een belangrijke stap geweest naar beter voetbal. Daarbij moeten we natuurlijk ook aantekenen dat keeper Martien Kwakernaak ook een zeer grote bijdrage heeft geleverd aan het zelfvertrouwen van het gezellige team. Henk – de nestor der FCO-spelers – begreep dat er echter meer nodig is voor goede resultaten. Via de vet-app roept hij zijn teamgenoten nadrukkelijk op om te komen trainen. Volgens hem is de woensdagavond de sleutel tot het halen van het linker-rijtje. Woensdag na woensdag komen er rond 15 man aan hun conditie werken. Na afloop is het goed toeven aan de bar met de lekkere sixties muziek van o.a. Fijke Achterberg en 020-gebazel van Hans Sas. De samenhorigheid is hierdoor toegenomen en sinds Henk het boek  “De totale mens” van Louis van Gaal heeft gelezen is ie volledig overtuigd dat we het over een andere boeg moeten gooien.  “Het gaat niet om tactiek.”, vertelde de kleine afgelopen zaterdag na afloop van de wedstrijd tegen vv Linschoten. “Ook niet om techniek, want dat hebben de meesten van ons niet.” “Nee”, zo vervolgde hij gedreven. “Het gaat om beleving, discipline, saamhorigheid en zelfvertrouwen.” We stonden perplex over zoveel inzicht. Terwijl Linschoten baalde van de welverdiende gelijkmaker, werd de ene na de andere volle bierkan naar de pick-nicktafel gesleept. Het zonnetje scheen uitbundig en de grote selectie was inmiddels nauwelijks nog een issue. Ook de oproep om zelf eens de scheidsrechters-fluit ter hand te nemen was geen probleem.

Een uurtje of twee eerder op de dag verscheen referee Rien v.d. Stok met de rood-witten uit buurdorp Linschoten en de rood-wit-blauwen van de FCO op veld 5. De mat was in uitstekende conditie. Edwin stond vandaag op doel vanwege lichte fysieke problemen van Kwaak. De Stalvord-telg zou dit ook vandaag uitstekend doen en behoorde dan ook tot de betere spelers van de middag. Met nieuwkomer Jeroen v.d. Velde hebben we wederom een kwaliteitsinjectie mogen ontvangen en mede door de sterke bank én natuurlijk de goede basisconditie waren we in staat om 90 minuten lang voluit te gaan. VVL startte rustig en door het warme nazomerzonnetje was dit heel logisch. Het gaf ons echter de kans langzaam in de wedstrijd te groeien en de soms keiharde, maar faire  interventies van Martien Kwakernaak en Martin van Vliet en de controle van aanvoerder Jan Eyk over zijn achterhoede gaf ons  veel zekerheid. De veendorp-bewoners zetten daarop een tandje bij en de laatste 15 minuten van de eerste helft waren duidelijk voor hen. Ook de tweede 45 minuten was de tegenstander de betere ploeg, maar wanneer we het aantal goede kansen optellen was de uiteindelijke 1-1 (doelpunt van Martin W) een terechte weerspiegeling van de wedstrijd. Met in de eerste helft een excellente Martin de Waal en in de tweede helft een magistrale Richard Karlas in de as van de defensie namen we duidelijk geen genoegen met de minimale voorsprong van 0-1 waarmee Linschoten dacht naar het einde te kunnen freewheelen. Voor de liefhebbers van tactische zetten: het laatste kwartier speelden we met de revolutionaire opstelling 2-4-4. Deze op de Oudewaterse velden nog nooit vertoonde, werkelijk meesterlijke zet overrompelde de rood-witten totaal. Was tactiek dan toch doorslaggevend? Man of the match werd Edwin, hoewel het hele team een dikke pluim heeft verdiend.