Vorige week werd bekend dat de veteranen van de FC Oudewater al vroeg in het seizoen ten einde raad waren. Veel blessures en geen punten waren de optelsom van de eerste twee wedstrijden. Jaap en maat McManus stelden vast dat in deze moderne tijd influencers van grote waarde kunnen zijn. De bekende Oudewaternaar Sjoerd Oosterman werd benaderd om het dolende team vlot te trekken met zijn beruchte one-liners. De tv-presentator had na zijn eerste berichten op Facebook het grote publiek al aan zijn zijde en riep de bevolking op massaal steun te betuigen aan de senioren van de FCO. Tegelijkertijd riep hij de inwoners van ons stadje op om lid te worden van zijn partij: Wij zijn (FC) Oudewater. De likes waren niet van de lucht. Honderden Oudewaternaren steunden ons met de bekende duim omhoog. Alleen  volgens jonkheer Ignace van Zwieten van Kinschot tot Linschoten is het allemaal van de gekke. Hij diende donderdag een motie in bij de   gemeenteraadsvergadering om Oudewater af te sluiten van alle sociale media. “De veteranen kunnen prima op eigen kracht de punten bij elkaar sprokkelen!”, antwoordde hij op vragen van IJsselbode-verslaggeefster Trudie Bottebijl. Bij zijn motie werd de onderstaande biografie van de allereerste populist van ons land toegevoegd, om aan te geven dat populisme de doodsteek kan zijn voor de democratie. “Het volk mee laten denken over belangrijke issues is ronduit belachelijk. Het volk is te dom om zich uit te spreken.” “Ik ben dan wel D66-er, maar een enorme fan van oud-premier Colijn.” De ARP-man was vijf maal minister-president van ons land en werd vooral bekend om zijn beroemde radiospeech op de vooravond van WOII.  Colijn: “…..Daarom maan ik nog eens aan om zich niet te laten verontrusten.” “Ik verzoek den luisteraars dan ook om wanneer ze straks hunne legersteden opzoeken, even rustig te gaan slapen als ze dat ook andere nachten doen. Er is voorshands nog geen enkele reden om werkelijk ongerust te zijn. En daarmee, geachte luisteraars, laat ik u over aan de verpozing die de radio u pleegt te bieden. Goedenavond.” Tijdens Colijns bewind was er enorme armoede en in onze hoofdstad kregen de inwoners steeds minder vertrouwen in de gevestigde politiek. Tegenwoordig kartel genoemd door wolf in schaapskleren Baudet van FVD. Als adstructie voor de weerzin tegen het opkomend populisme, krijgt u de biografie te lezen van Hadjememaar.

Onder de bijnaam ‘Had-je-me-maar’ (ook wel gespeld als Hadt-je-me-maar, Hadjememaar of Hadden-jullie-me-maar) slaagde een bekende Amsterdamse zwerver er in 1921 in om verkozen te worden in de Amsterdamse gemeenteraad. Wie was deze bijzondere man, die wel de ‘grijsaard met het sigarenkistje’ genoemd werd? Cornelis de Gelder, zijn roepnaam was Nelis, werd op 22 november 1856 geboren in de Batavierstraat in Amsterdam. Over zijn jeugd is niet veel meer bekend dan dat hij in 1877, op 20-jarige leeftijd, trouwde met de zeven jaar oudere Ludiena Johanna Meijer. Verder weten we dat hij metselaar was, enige tijd gasfitter en bij tijd en wijle ook als acrobaat in een circus werkte. Zijn vouw overleed korte tijd later, waarbij Nelis met drie kinderen achterbleef. Nelis de Gelder hertrouwde hierna, maar ook zijn tweede vrouw stierf, eind jaren 1880. Hierna bleef hij achter met inmiddels vijf kinderen. Nelis hertrouwde in 1889 opnieuw, maar raakte in die tijd aan lager wal. Hij verwaarloosde, aldus een krantenbericht in Het Volk waarin zijn zoon aan het woord kwam, zijn kinderen. Nelis raakte verslaafd aan alcohol en belandde als zwerver op straat. Hij hing met name rond bij het Rembrandtplein en verdiende zijn geld daar als straatmuzikant. Hij speelde bij de terrasjes liedjes, slaakte kreten uit en deed vreemde dansjes om het uitgaanspubliek te vermaken. Het weinige geld dat Nelis hiermee opstreek, ging op aan de goedkoopste drankvariant van die tijd: spiritus. In het voorjaar van 1921 werd bekendgemaakt dat Hadt-je-me-maar de politiek  inging, als vertegenwoordiger van de begin maart 1921 ontstane Rapaille-Partij. De naam van deze partij was een verwijzing naar de christelijk-historische periodiek De Nederlander, die Hadjememaar en zijn trawnante en programma als met het scheldwoord ‘rapaille’ (schorem, gajes, tuig) had aangeduid. Op 12 maart 1921 zette Had-je-me-maar een kruisje als zijnde zijn handtekening, waarmee hij het kandidaatschap aanvaardde van de anarchistisch-socialistisch stadspartij de Rapaille-Partij. Meteen daarna stond Nelis bij het Amsterdamse stadhuis de verzamelde pers te woord. Hij ging in op een aantal speerpunten van zijn partij, namelijk goedkopere sterke drank, lagere broodprijzen en een reductie op de vetprijs. En daarnaast was de partij voor vrij en gratis vissen in het Vondelpark. Qua verkiezingspunten was dit het wel. De partij was namelijk puur bedoeld als grap, om de stemplicht en het parlementaire stelsel op de hak te nemen. Er verscheen op 8 april 1921 – minder dan drie weken voor de gemeenteraadsverkiezingen – nog een speciale promotiefilm over de ‘grootse’ plannen die Hadjememaar met zijn Rapaille-Partij in zijn hoofd had. Op 27 april 1921 vonden de gemeenteraadsverkiezingen plaats. De Rapaille-Partij, behaalde bijna 14.300 stemmen en belandde met liefst twee zetels in de gemeenteraad. Het liep anders dan Had-je-me-maar en zijn partij hadden gehoopt. Enkele dagen voor de verkiezingen had de politie Nelis opgepakt wegens dronkenschap. Nelis was altijd dronken, dus hem oppakken kon ook op elk moment. De arrestatie was een doelbewuste actie, omdat het stadsbestuur had gezien hoe populair Had-je-me-maar was onder de stadsbevolking. Had-je-me-maar werd veroordeeld, nog voor hij in de gemeenteraad zitting kon nemen, en moest naar Veenhuizen om af te kicken in een ontwenningskliek. Zijn zetel moest hij afstaan aan een andere partijgenoot. Het sanatorium had een positief effect op Nelis de Gelder. Toen hij terugkeerde in Amsterdam kreeg hij een door de gemeente gesponsord logement ter beschikking. In elk geval in juni 1927 was Hadjememaar, aldus de periodiek De Waarheid, nog steeds van de drank af. Eind november 1931 raakte Had-je-me-maar betrokken bij een aanrijding. Toen hij bij het Leidse Bos, een plantsoen in Amsterdam-West, de straat overstak, reed een auto hem aan.

Enkele dagen later, op 31 november, overleed hij op 75-jarige leeftijd  aan de verwondingen die hij had opgelopen.

Dit alles werd ons vrijdagochtend gemaild door het  partijlid Ros van Het slapende paard. Op dat moment had de FCO 36 een brede selectie van 18 sterke spelers en het volste vertrouwen om de wedstrijd tegen Soccer Boys aan te grijpen de rode lantaarn over te dragen. Dit laatste is gelukt. De regenachtige wedstrijd tegen de Bleiswijkers eindigde in een gelijkspel (1-1). We starten met een ijzersterk middenrif: Cees den Butter, Bertel Hoogeboom, Ad Vergeer en Meindert Zwanenburg. Op basis van de grote kwaliteiten van genoemde spelers vond men elkaar veel makkelijker dan de vorige weken. Kans na kans werd aan elkaar geregen en het was jammer dat spits Martin de Waal vaak een teenlengte te kort kwam om te scoren, anders had er een driepunter ingezeten. Scheidsrechter Harold van Aart had een eenvoudige middag. Van beide kanten werd er uiterst sportief gevoetbald en over en weer veel kansen verprutst. Fred den Hollander – de stand in keeper – deed het wederom uitstekend. Nadat Meindert met een fenomenaal schot van grote afstand de gelijkmaker scoorde, zakte het spelpeil ver terug en uiteindelijk waren we met de 1-1 toch wel tevreden. Drijfnat sprongen we om 16.15 uur op de fiets en gingen we met het voetbalpakkie nog aan naar café Emmy. Uitbater Dick Pijper schrok zich te barsten. Zoveel klanten had hij in geen vijf jaar gezien. Volgende week tegen hekkensluiter DONK.