De traditie wil dat op 1 april men graag de medemens in de maling neemt. Veel Nederlanders denken dat dit te maken heeft met de dag dat landvoogd Alva – tijdens de Spaanse overheersing – de stad Den Briel op 1 april 1572 verloor aan de watergeuzen. Onterecht. De 1 aprilgrap schijnt echter al veel langer te bestaan. Zo werd er voor de invoering van de huidige gregoriaanse kalender het nieuwe jaar pas in de week voor 1 april gevierd. Veel mensen wisten lange tijd niet van de ommezwaai naar 1 januari als nieuwe start of dachten er domweg niet aan. Die kregen dan van vrienden en bekenden nepcadeaux of uitnodigingen voor niet bestaande feestjes. Andere historici verwijzen echter naar het middeleeuwse La fête des fous. Dit feest der zotten was vooral in Frankrijk erg populair en op dit feest werden met name belangrijke geestelijken te kakken gezet. Cabaret avant la lettre zou je kunnen zeggen. In 1960 werd op het toenmalige NTS-journaal verkondigd dat de scheve toren van Pisa dan eindelijk was omgevallen. Veel landgenoten dompelden zich daarop in diepe treurnis. Negen jaar later was de commotie nog vele malen groter toen het journaal meldde dat de regering het zgn. zwartkijken helemaal zat was. Zwartkijkers betaalden geen kijk – en luistergeld en keken dus illegaal naar Nederland 1 en 2. Er zouden massaal controleurs worden ingezet, die met ingenieuze apparatuur konden meten of er ergens illegaal werd gekeken. In een nepinterview zei één der controleurs dat inwikkelen van de tv met aluminiumfolie geen soelaas zou bieden. Toch was het goedje de volgende dag in heel Nederland uitverkocht. De meest hilarische 1 aprilgrap in Oudewater vond plaats in 1958. Op die dag werd er een kind geboren die luisterde naar de naam Pancratius. Het jongetje werd al ras een plaatselijke bekendheid vanwege zijn welbespraaktheid, maar later vooral als vertegenwoordiger van het merk Bacardi. Pancratius was één der 4 ijsheiligen zoals u weet en tot op de dag van vandaag drinkt de kleine man zijn borrel met bergen ijs. De ouders moeten hun telg heel bijzonder hebben gevonden om hem deze naam te geven. De vroegere Pancratius werd op 14-jarige leeftijd (anno 304) om het leven gebracht, omdat hij weigerde zich te conformeren aan de toen heersende Romeinse keizer. Deze wilde een ultieme poging doen om het opkomende christendom te vernietigen en wilde dat eenieder een groot offer zou brengen aan de Romeinse goden. Pancratius weigerde dit en moest dit toen met de dood bekopen. Lange tijd werd hij als zeer heilig beschouwd. In de huidige tijd heeft zijn naam helaas een meer pejoratieve betekenis gekregen.

Oudewater is echter niet bekend geworden om zijn spitsvondigheid. Nee, het is vooral het feesten dat ons veel aanzien geeft. De vorige keer is reeds besproken hoe ons oude stadje zich in gelag kan onderdompelen. Vroeger was de kermis in veel plaatsen het enige feest van het jaar. Het woord kermis is een verbastering van kerkemis of kerkemissie. Er werd op de wijdingsdag van de plaatselijke patroonheilige een processie gehouden en aansluitend een jaarmarkt. Deze markt groeide in veel plaatsen al gauw uit tot volksfeest met veel drank. De oudste kermis werd vermoedelijk gehouden in Wijk bij Duurstede. De eerste vermelding van een kermis in Utrecht dateert uit 1023. Voor 1900 trokken kermisexploitanten met paard en wagen rond, maar bleven door de slechte wegen vaak dicht bij huis. Later, in de 20e eeuw, werden steeds vaker woonwagens gebruikt en door de verbeterde wegen trok men daarop door het hele land. Kermissen waren vroeger ook een ontmoetingsplaats voor jonge maagden en knapen. Vele deernen moesten dit feest dan enkele maanden later bekopen met een niet geplande bruiloft. Toch was dit niets vergeleken met de sodom en gomorra die plaats vond op kermissen in vroeger tijden. In afgesloten tenten kon men voor veel entreegeld gokken, o.a. vrouwen met baarden zien, maar ook vrouwen van plezier ontmoeten. De moraal in de 19e eeuw veranderde echter dusdanig dat dit op een gegeven moment in veel plaatsen verboden werd. Het gewone volk protesteerde fanatiek en de Amsterdamse kermisoproer van 1876 was daar het bekendste voorbeeld van.
Ook in Oudewater was de kermis op het Gasplein jarenlang hét feest van het jaar. Ondergetekende kreeg dan een rijksdaalder in zijn handen geduwd door vader en met je vrienden trok je dan met bonkend hart naar het plein aan de Hollandse IJssel. Reeds na zevenen was het een drukte van jewelste en als het dan begon te schemeren en de veelkleurige lichten je ogen verblindden, stopte je de munten ver weg in je linkerbroekzak. De ruimte in de rechter had je later op de avond voor iets anders nodig. Mijn goede vriend Hans de Bruijn van de Oude Singel was linksdragend en en stopte zijn knaak in de rechterbroekzak. Na een paar rondjes lopen langs de draaimolen, schiettent en gokautomaten dwaalden je ogen langzaam af naar het andere geslacht. De jonge maagden stonden dan vaak al giechelend bij de botsauto’s te wachten op de jonge knaapjes. Luid klonk “Make me an island.” van de toen bekende zanger Joe Dolan. De meest rijpe meisjes deden je broekzak het meest opzwollen, maar je wist dat je kansloos was en niet opgewassen tegen de stoeren geelbuiken die op hun Puch waren gekomen. Na een uurtje talmen kocht je een muntje bij de kassa en stapte dan met trillende handen in een botsautootje. Vlak naast de kassa stonden enkele meisjes, die schijnbaar wel in je geïnteresseerd waren en je probeerde dan zo vaak mogelijk langs hen te rijden om te aandacht te krijgen. Stilletjes hoopte je dan dat de knapste van het stel bij jou in de botsauto zou stappen. Vrienden hadden dit natuurlijk door en probeerden vervolgens met een spervuur van aanvallen jouw auto tot stilstand te brengen en je en passant een bloedende bovenlip te bezorgen, zodat kussen voorlopig uit den boze was.

Als de klok tien uur sloeg – ik was pas 14 jaar oud – was het tijd om naar huis te gaan. Een ruzie riskeren was geen optie, want de volgende dag was het zaterdag en dat was de drukste en gezelligste avond van de kermis. Een half uur later liep uw schrijver dan met een gloeiende kop richting badkamer op Oude Singel 22 en dacht onophoudelijk aan zijn gevulde rechterbroekzak. Gelukkig had mijn moeder mijn pyjamabroek op de groei gekocht. Dit alles schoot gisteravond door mij heen toen ik licht beschonken de kantine van de FCO verliet en langs de zeer matig bezochte kermis reed. “Ook al vergane glorie!”, schoot het door mijn hoofd.
Een halve dag eerder moesten de veteranen aantreden tegen WDS. De sympathieke Driebruggenaren met Ron Kastelein als ggl en Gert-Jan Hoogendoorn als aanvoerder beschikken al jaren over een ijzersterk team. Uitslagen van 11-3 en 9-5 staan ons nog zeer nader. Verlies wel te verstaan, want vooral het scorend vermogen van de zwart-witten is fenomenaal. Dit jaar doen zij zelfs mee om de titel. Een sterk staaltje, want met nieuwkomers Aarlanderveen en Moerkapelle én tweedejaars DONK als topteams is het niet eenvoudig om zich te mengen om de titelstrijd. Ook vandaag werden we in de beginfase compleet overrompeld en na een 20-tal minuten stond het reeds 0-2. Het is dat Kwaak weergaloos stond te keepen, want anders had het bij de thee makkelijk 0-6 kunnen staan. Daarbij vergeet ik gemakshalve even de reddingen via paal en deklat. Jan schreeuwde de longen uit het lijf om zijn manschappen tot bedaren te brengen. Met name Roeland rende als een kip zonder kop rond en middenvelders Ignace – met zijn hoofd bij de volkstuinen vermoedden we – en Cees – met zijn hoofd bij zijn rechterbroekzak – stonden erbij en keken ernaar. Voorin stonden Martin W en Pieter op een eiland en kregen in de eerste 45 minuten geen enkele bruikbare bal. De tweede helft begon wel strijdvaardig, hoewel de vele omzettingen van onze opponent er ook voor zorgden dat de wedstrijd meer gelijkopgaand werd. Kwaak bleef geweldig keepen en vooral de handige en beweeglijke Martin v.d. Wetering bleef een ware plaag voor onze verdediging. De 0-2 kwam van zijn schoen en was werkelijk buitenaards. Per abuis werd Pieter vervangen – exuses voor deze faux pas kerel – en Cees trok in zijn plaats ten aanval. Dit ging de doorgaans indolente den Butter verrassend goed af en dit resulteerde in de aansluitingstreffer van Martin W. (1-2) WDS zette prompt de oude Roos Spanenburg in en probeerde de overwinning veilig te stellen door weer meer afstand te nemen. Dit lukte, het is al vaak gezegd, niet door het goede werk van Martien en hij werd dan ook man of the match.

In de catacomben van ons oude OVS-clubhuis gingen de gesprekken al snel over bijzaken. Ook nu had Cees het hoogste woord. Later, veel later op de avond, toen de kermislichten reeds waren gedoofd, belde één van de bewoners uit de naburige de wijk de politie en sommeerde de hermandad snel naar de kermis te komen. In één van de stilstaande botsauto’s zat nl. een klein mannetje met iets te grote oren, die wild een hard rijdende auto nadeed. In zijn linkerhand had hij het kleine stuurtje beet en in zijn rechter een groot glas Bacardi, dat tot aan de rand gevuld was met ijsblokjes. De dienstdoende agent vertelde uw verslaggever vanmorgen vroeg, dat de onverlaat hem hard uitlachte toen hij de beschonken geelbuik om zijn ID-kaart vroeg. “Dan wil ik uw rijbewijs zien!” reageerde de agent toen geïrriteerd. “Die,die,die heb ik,ik al jaren niet meer!”, antwoordde de chauffeur ad rem.