“Through the warmth, through the cold, keep running ’til we’re there
We’re coming home now, we’re coming home now” (Dotan)

Er was eens een armoedig elftal dat al jaren in de kelder van het amateurvoetbal acteerde. Eén van de spelers werd Little John genoemd. Groot en sterk was ie zeker niet, maar wel erg slim. Ook stond hij wijd en zijd bekend om zijn zwemkunsten. Zijn team moest al jaren de schaarse puntjes bij elkaar sprokkelen en op een dag was de nood zo hoog dat zijn voetbalouders ten einde raad waren. In een stil, donker hoekje van de oude OVS-kantine besloten zij tot een heus crisisberaad. In het geniep stelde de grootste van de twee voor het elftal te laten verdwalen in het Linschoterbos. “Het kan zo niet langer!”, snotterde McManus. “Ik kan het niet meer verdragen.” “We kunnen ze toch niet zomaar in de steek laten.”, zei Jaap geschrokken. “Het gaat ten koste van mijn gezondheid vriend.” “Ik zie geen andere uitweg.” antwoordde zijn maat, ook wel bekend als de GGL. Even daarvoor was kleine Johnny op zijn driewieler langsgekomen en in het schijnsel van de maneschijn keek hij enigszins meewarig naar het vroegere clubhuis. Net voor dat hij het groene dijkje op wilde rijden zag hij een klein lampje branden in de houten keet. “Hier is iets niet pluis!”, fluisterde Little John voor zich uit. Even later sloop de kleine zachtjes richting de kantine en zag daar zijn twee voetbalouders in gesprek. Verscholen onder het raam hoorde hij van de afschuwelijke plannen en geschrokken spoedde hij zich naar de FCO-kantine. In de catacomben waren zijn voetbalbroeders zich reeds aan het omkleden voor de woensdagavondtraining en zich van geen kwaad bewust. Compleet buiten adem stoof hij kleedkamer 7 binnen en vertelde met veel omhaal de snode plannen aan zijn maten. “Wat een kolere streek!”, schreeuwde Ignace terstond. “Moet jij nodig zeggen.”, sneerde Cees. “Jongens, jongens!” probeerde Kwaak. “Rustig aan.” “Ik heb een plannetje.” Het duurde enkele minuten voordat de gemoederen wat waren afgezwakt. “Ik heb thuis een grote verzameling bierdoppen.” “Als we die nu in het bos rondstrooien, dan vinden we de weg naar Oudewater vanzelf terug.” “Jaaa!”, gilde Fred. “We zijn gered!” Niet lang erna waren hun voetbalouders quasi nonchalant de kleedkamer binnen gelopen en vertelden de jongens dat de velden niet mochten worden bespeeld vanwege het rubberen korrelschandaal. Als alternatief gingen ze een stukje hardlopen in het Linschoterbos. Marco wilde het op een gillen zetten, maar Edwin sloeg net op tijd zijn hand voor zijn mond. Een half uur later betraden ze het bos. Kwaak had zijn zakken vol met doppen, liep strategisch als laatste in de rij en strooide voorzichtig de Heinekendoppen op de zachte bosgrond. Jaap en McManus gingen er even later laf vandoor, maar de mannen vonden dank zij Kwaak uiteindelijk de weg weer terug naar de kantine. Tegen middernacht strompelde het team kleedkamer 7 in en opgelucht doken zij onder de hete douche.

De dag erop zat de leiding de ganse dag met de telefoon in de hand te wachten op een amber alert. Tevergeefs. In de loop van de dag drong het langzaam tot hen door dat het plan was mislukt. Teleurgesteld belde Mc Jaap op. Deze was blij verrast toen hij hoorde dat de jongens weer terecht waren en jubelde dat dit eens en nooit meer was. De zaterdag erna verloor het team kansloos van cvv Berkel. In huize Konings/Verdel ging diezelfde avond nog de telefoon. “Manus aan de lijn Jaap.” riep Carolien. “Zeg maar dat ik er niet ben.”, antwoordde hij. Waarschijnlijk iets te luid, want een tel later hoorde hij zijn maat zeggen: “Geef hem maar gauw, het is dringend.” Na een kort gesprek besloot het tweetal de woensdag erop de zelfde streek nogmaals uit te halen. Doch nu werden de zakken van Kwaak en de rest van de notoire drinkers zorgvuldig gecontroleerd. Wederom werden de heren met een smoes het bos ingestuurd. Angstig keken de mannen om zich heen om de schaarse aanknopingspunten in het donkere bos in zich op te nemen. Little John was vreemd genoeg goed geluimd, want in tegenstelling tot zijn broeders floot hij vrolijk een deuntje tijdens de duurloop. “Ben je wel helemaal lekker?”, fluisterde Kwaak zachtjes. “We zijn reddeloos verloren!” Ondertussen hadden de coaches alweer de kuierlatten genomen en huilend vielen de joggende mannen in elkaars armen. “Geen paniek jongens.”, riep Little John triomfantelijk. “Ik heb stiekem een zak met die zwarte korrels van het kunstgrasveld mee genomen.” “Sukkel, dat je bent!”, zei Jan bestraffend. “Het is hier aardedonker en ook nog eens nieuwe maan.” “We vinden die korrels nooit terug!” “Wat moeten we nu?”, snotterde Ignace. “Ik ben zo bang in het donker.” Terwijl de mannen verslagen naar de donkere, ietwat vochtige aarde keken, ging Kees plotseling rechtop staan. “Ho eens even.” “Ik ben hier wel eens vaker geweest.” riep hij. “Als je hier doorloopt, kom je een fietspad tegen en aan het eind is een kleine parkeerplaats.” “Ooit heb ik daar een romantische nacht beleefd met een roodharige meid hier uit de buurt.” “Die ken ik!”, reageerde Marco triomfantelijk. “De parkeerplaats dan.” In looppas volgden de zichtbaar opgeluchte voetballers de v.d. Stoktelg en na een paar honderd meter hadden ze de parkeerplaats gevonden. Even verderop zagen ze de Linschoterzandweg al. Het was inmiddels al diep in de nacht en met de lange tocht nog in het vooruitzicht besloten ze een plek voor de nacht te zoeken. Na ongeveer een kwartier lopen zagen ze in de verte een schemerlampje branden. “Daar moeten we zijn jongens.”, riep Ignace blij. “Als ik morgen weerveilig thuis ben, bel ik direct de fractievoorzitter van het CDA op om hem te zeggen dat ik spijt heb van mijn stiekeme plan met de Onafhankelijken!” “Met natte ogen vielen Cees en de spijtoptant elkaar toen in de armen.

Het begon zachtjes te regenen toen Kees aanbelde bij een klein wit huisje. Het duurde even, maar toen ging de deur voorzichtig open. Een knappe, struise dame deed open. De heren tuimelden hijgerig over elkaar heen, maar Kees wees hen gedecideerd naar achteren. “Niet te gulzig mannen.” “Gedraag je!” “Laat mij het woord maar doen”, zei Henk tegen zijn maten. “Mij vertrouwt ze wel.” Na een korte conversatie – alles duurt bij hem kort vertelde hij onlangs – werden de mannen binnen gelaten. “Ssst!”, fluisterde de jonge maagd, terwijl ze de gang binnen slopen. “Doe hier je schoenen maar uit, anders hoort mijn stiefmoeder jullie.” “Het is geen slecht mens hoor, maar ze heeft een vreemde afwijking.” “Ze wordt nl. helemaal wild als ze mannen in een korte broek ziet.” Ook nu kon Kees de rest van het team in bedwang houden. Op kousenvoeten slopen de mannen richting slaapruimte. Aan het eind van de gang hingen enkele familieportretten en zo ook een foto van de moeder. De vrouw toonde een exacte gelijkenis met een oud-zwemster, die tegenwoordig tv-programma’s maakt over arme kinderen in de derde wereld. Ook was zij in vroeger tijd VVD-politica. Geschrokken deinsden de opgewonden hengsten terug en lieten het meisje weten toch wel erg moe te zijn. Het duurde slechts enkele ogenblikken of iedereen was in diepe slaap. Nou…. niet iedereen. Er was er één die de slaap niet direct kon vatten. Toch ook dit was van korte duur en ook hij sliep toen vredig in.

De volgende dag stonden de mannen heel vroeg op – het was nog donker – en namen stilletjes afscheid van de deerne. Na een klein half uur wandelen naderden het stel de Vrouwenbrug al. “Is het nog ver?”, vroeg Pieter. “Zeker nog een uur.”, antwoordde Little John. “Als we tenminste niet in een sloot belanden.” Gelukkig kregen de mannen al snel een lift van een boerenknecht. Tegen half zeven naderden zij de bebouwde kom van hun geliefde stadje. In hun rug scheen reeds een flauw ochtendzonnetje. “Wat een rotstreek van onze coaches!”, riep Fred plotseling. “We moeten die twee goed laten weten dat we dit niet pikken.” Alvorens naar huis te gaan besloten ze een kop koffie te drinken bij Jill House. De immer goed geluimde uitbaatster van de koffietent schonk al kettingrokend een dozijn bakken koffie in en terwijl zij die uitserveerde, kwam Edwin met het idee massaal af te zeggen voor de komende wedstrijd tegen koploper Aarlanderveen. “Dat zal ze leren!” schreeuwde Marco. Fred pakte zijn telefoon en tikte driftig op het scherm. “Jullie plannetje is wederom mislukt en dat zullen jullie weten!”, liet hij Jaap en zijn maat weten. De high fives vlogen door lucht en toen de kopjes koffie leeg waren, togen de mannen huiswaarts. Op hetzelfde moment zaten de coaches tevreden aan het ontbijt. De één op zijn terras aan de Meent en de ander aan de Papenhoeflaan. In de loop van de morgen zou hun stemming danig veranderen. Die ochtend werd de leiding nl. bestookt met een lawine van sms-jes en apps. Allen bevatten dezelfde inhoud: “Ik kan a.s. zaterdag niet meedoen.”

De dag voorafgaande aan de op papier onmogelijke strijd tegen Aarlanderveen kwamen de coaches samen in ’t Backertje. Zelfgenoegzaam legde Mc zijn voetbalboekje op tafel en liet Jaap zien dat hij een compleet elftal aan gastspelers had uitgenodigd. “We kunnen makkelijk zonder die loosers maat.” “Let jij maar eens op!” De volgende dag waren de twee al vroeg in de FCO-kantine. Tegen half twaalf druppelden de eerste spelers binnen en tegen twaalven werden in kleedkamer 6 alvast de shirtjes en broekjes uitgedeeld. Ondertussen stelden de gastspelers zich aan elkaar voor. Nadat het strijdplan uit de doeken was gedaan, werd er plotseling op de deur geklopt. Voorzichtig ging de deur open. In de gang stonden enkele veteranen verlegen naar de grond te staren. “Mogen we alsjeblieft toch meedoen grote leider?”, vroeg Jan bescheiden. “Ja en wij ook graag.”, stamelden Kwaak en Little John in koor. “Wij hebben ook veel spijt.”, riepen Ignace en Cees op de achtergrond. “We zullen vanaf nu beter ons best doen Jaap.”, zei Henk zachtjes. Barmhartig opende de grote grijze leider zijn boekje en schreef hun namen bij het lijstje spelers. Tegen half één betraden we veld 5. Eigenlijk moest deze mat wegens de regenval worden gespaard, maar veld 4 was deze dag onbespeelbaar. Wil v.d. Neut had tot zijn verbazing geconstateerd dat de meeste rubberen korrels verdwenen waren.

Scheids Rien floot voor de eerste maal en al snel liet Aarlanderveen blijken snel korte metten met ons te willen maken. De gastspelers (o.a. Timo en good old Ad Vergeer) waren echter onvermurwbaar en lieten het na 45 minuten niet verder komen dan 0-2. Gert stond vandaag op doel. Kwaak moest vandaag – als straf – genoegen nemen met een verdedigende taak op het middenveld. Het bleek een sterke zet van de leiding, want hij ontpopte zich samen met onze viking Richard tot de besten van het veld. Na de thee mochten de moegestreden Henk en Little John plaats maken voor enkele verse krachten. De groen-witten uit de polder bij Alphen a/d Rijn stroopten de mouwen nog eens op en begonnen een groot offensief. Na ruim 20 minuten kregen de vets van Oudewater echter meer greep op de wedstrijd en dat resulteerde in enkele gevaarlijke tegenstoten van onze kant. Halverwege de tweede helft maakten we de aansluittreffer. Ignace stoomde op rechts naar voren – hij leek bevrijd te zijn na zijn mea culpa uitgesproken te hebben – en frommelde de 1-2 binnen. De tegenstander was even flink van slag, maar hun aanvoerder schreeuwde zijn manschappen naar voren. André en Jos hadden inmiddels het geniale taktische concept volledig onder de knieën en kregen door de aanvalsdrift van de opponent steeds meer ruimte. Een handvol grote kansen volgde, maar met name Jos was te gretig en te gehaast. Tot de 72e minuut. Aarlanderveen verspeelde knullig de bal, Jos zag in een oogopslag de keeper te ver voor zijn doel staan en schoot de bal van grote afstand over de graaidende goalie heen: 2-2! Furieus schakelde de veenbewoners nog een tandje bij. Het zorgde nog voor enkele hachelijke momenten voor Gert zijn doel, maar toen Ad (Vergeer) de 2-3 verijdelde en laconiek de bal corner schoof, boog de koploper het hoofd. Rien floot voor de laatste maal en massaal gingen de handen de lucht in. Vriend en vijand waren het na afloop met elkaar eens: het lek was eindelijk boven!

Tijdens de derde helft vlogen de apps met lovende woorden ons om de oren. Met name Martin en Fred tuimelden over elkaar heen om hun coaches te prijzen. Achter de bar werkten de overige afzeggers Harold, Kees en Harrie zich in het zweet. Hen trof absoluut geen blaam. Zij waren al die tijd hun goeroes trouw gebleven. Nog mooier waren de felicitaties van de spelers van het 1e elftal. Zij waren na de moeizame 3-2 overwinning op Bergambacht in opperbeste stemming en in café Emmy, later op de avond, werd uw schrijver uitgebreid gefêteerd door o.a. Gijs, Menno en Bart. Zij beloofden vanaf nu de ontwikkelingen van de veteranen op de voet te gaan volgen. Dick Pijper, eigenaar van de bruine kroeg, hoorde het aan en schonk nog maar eens in.